Brexit: Nog geen akkoord voor de visserij

Brexit visserij

In de pre-akkoorden over de Brexit zit nog niets over de visserij. De Britse regering en de EU kwamen de voorbije week overeen dat London deel blijft uitmaken van de Europese douane-unie tot eind 2020. Ondertussen moeten allerhande akkoorden uitgewerkt worden. Rond visserij blijft het evenwel koffiedik kijken. Het thema kwam niet eens op tafel.

 

Bedoeling is om later met die douane-unie te blijven werken. Dat betekent dat er geen volledige vrijheid is voor mekaars economische producten, maar dat op zijn minst de invoertarieven e.a. dezelfde blijven. Rond visserij is er dus nog niets gezegd. Dat zorgt voor heel wat Europese vissers. Tijdens de campagne voor een Brexit stonden de Britse vissers vooraan in de rij. Ze eisten het opnieuw in eigen beheer nemen van de eigen Economische Exclusieve Zone op. Die EEZ bedraagt 200 mijl vanaf de kust en beslaat dus ongeveer de halve Noordzee. De Belgische vissers halen daar 51 % van hun jaarlijkse toegelaten vangsten naar boven voor een waarde van ongeveer 50 miljoen € (https://lv.vlaanderen.be/sites/default/files/attachments/rapport_brexit_nieuwe_versie.pdf). Als daar een economische oorlog rond uitbreekt, dan is iedereen er aan voor de moeite. Ook de Britten: zij voeren 75 % van hun vis uit naar het vasteland. Daar dreigt Europa taxen op te heffen als de Engelsen die EEZ effectief willen opeisen voor eigen gebruik. 

 

Groot en klein.

 

Ook in Groot-Brittannië stijgt de temperatuur binnen de vissersgemeenschap. Een aantal groepen realiseren zich dat ze zich eigenlijk laten beetnemen hebben. Ze keken met woede naar de buitenlandse schepen die de Engelse wateren kwamen exploiteren. Terecht: De Europese Unie haalde volgens Britse regeringscijfers in 2016 683.000 ton vis uit de Engelse wateren. De Britten zelf hielden het op 111.000 ton. In tijden van globalisering moeten de groten soms wat toegeven aan de kleintjes. Dan ontstaan er kleine economische oorlogjes die dikwijls een andere realiteit maskeren. Zo vochten de Franse vissers onlangs op zee eigenlijk geen Sint-Jacobsoorlog uit met de Britten, maar vooral met grotere industriële schepen die efficiënter en sneller konden oogsten dan de Fransen. 

 

Het verschil tussen groot en klein zien we overal langs de Noordzee. In Groot-Brittannië zelf is 77 % van de vloot kleiner dan tien meter. Ze krijgen zo een 1,5 % tot 3 % van de quota, afhankelijk van de cijferbron die je raadpleegt. Vijf families hebben er 29 % van de vlot in handen. Die concentratie zien we in gans Europa, met uitzondering van Frankrijk en Noorwegen waar quota geen eigendom worden van individuen. België is een geval apart: de kleine kustvisserij bestaat hier nauwelijks, maar de grote diepvriesschepen die we in Nederland kennen evenmin. We zijn gewoon om met grotere vaartuigen het sop te kiezen omdat we met een kleine kust opgezadeld zitten die ons dwingt elders te gaan vissen. Denk aan de Ijsland-vaarders destijds of de Golf van Biskaje (Spanje) waar we gedurende een bepaalde periode van het jaar tong gaan vangen.

 

Nationalisme.

 

De grote massa aan kleine vissers in Engeland begint door te hebben hoe men het nationalisme gebruikt heeft om ze te doen opkomen voor geografische eisen en tegen collega’s elders, terwijl de werkelijke problemen met de onderling tegenstrijdige economische belangen te maken hebben. Dat valt hun niet eens te verwijten, dat is overal zo.

 

Indien men deze Brexit-onderhandelingen laat verder lopen zonder de kwestie van de zich overal opdringende nationale herverdeling mee op tafel te gooien, dan wordt dit de strop voor talrijke kleine vissers. De Fransen klagen over Britse concurrentie, volgens de Belgen wordt de zuidelijke Noordzee leeg gevist door Nederlandse elektrische pulsvissers. Die Nederlanders zijn er dan weer als de dood voor dat men hun licenties voor elektrisch vissen gaat terug schroeven, want deze manier van vissen kost minder en brengt meer op.

 

Kortom: Er moeten andere kwesties op tafel komen. De vissersbonden zouden er beter mee gediend zijn om de discussie te verleggen naar de visserij en de lokale vissersgemeenschappen zelf in plaats van te focussen op nationale economische belangen. Dan zou er in Europa kunnen gesproken worden over algemene beschermende maatregelen en exclusieve zones voor de kustvisserij, die verhoudingsgewijs voor meer tewerkstelling zorgt en minder ecologische schade aan de omgeving toebrengt.

 

België.

 

Deze week kondigt de Belgische reder Willy Versluys op zijn zeventigjarige leeftijd aan dat hij afscheid neemt van de visserij. De man heeft ook zijn zitten gezet op de Aquacultuur. Zo een afscheid is altijd een gelegenheid om het te hebben over het krimpen van de Belgische vloot? Die bestaat nu nog uit een kleine 70 schepen, waarvan een flink deel in buitenlandse handen is. Volgens Europese cijfers van het Europees observtiebureau Eumofa (http://www.eumofa.eu/documents/20178/132584/MH+9+2018+EN.pdf#page=2)vangen wij ook elk jaar wat minder vis.  Tijdens de eerste helft van dit jaar zakte het volume door Belgische schepen gevangen vis net onder de 10.000 ton: we kwamen met 9041 ton naar huis, 12 % minder dan 2 jaar geleden. Dat heeft allicht meer te maken met het verkleinen van de sector dan met de aanwezigheid van vis voor de deur. Zo een kleine sector als de Belgische is dan ook hypergevoelig voor gebeurtenissen als de Brexit. Tijd om in te zetten op de kustvisserij om op die manier een nieuw, modern en aangepast segment te kunnen uitbouwen.

 

Filip De Bodt