Het belang van het kind in de klimaatcrisis

Hoewel vaak het misverstand leeft onder mensen dat klimaatverandering iets voor de verre toekomst is en een probleem voor latere generaties, wordt met de dag duidelijker dat nu reeds overal de ernstige gevolgen ervan zijn waar te nemen. Toch is het zo dat hoe jonger iemand is  hoe meer impact die zal ondervinden, omdat de nadelige effecten alleen maar zullen toenemen naarmate de tijd verstrijkt. Dat alleen al maakt kinderen bij uitstek de grootste belanghebbenden van de klimaatcrisis. Dat zegt ook het Kinderrechtcommissariaat dat recent met een rapport uitpakte dat onze regeringen wil aansporen de klimaatcrisis ook vanuit een kinderrechtenperspectief te bekijken.

De Aarhusconventie erkende dat de adequate bescherming van het milieu van wezenlijk belang is voor het genot van fundamentele mensenrechten, waaronder het recht op het leven zelf. Daarna erkende ook de Mensenrechtenraad van de Verenigde Naties (VN) in 2021 het recht op een veilige, gezonde, schone en duurzame leefomgeving. Maar ook het Kinderrechtenverdrag behandelt in een aantal artikels expliciet milieukwesties. Aangezien heel wat landen dit Kinderrechtenverdrag ratificeerden, betekent dit dat ze bepaalde verplichtingen moeten naleven. Zo verplicht artikel 24 overheden om ziekte en ondervoeding te bestrijden met inachtneming van gevaren en risico’s van milieuverontreiniging. Artikel 29 verplicht overheden om in het onderwijs aan kinderen respect voor de natuurlijke omgeving op te nemen.

Een en ander leidde de VN ertoe een algemene commentaar te geven op het verband tussen kinderrechten en het milieu. De zogeheten Draft General Comment 26 stelt dat de ontwikkeling van kinderen is verweven met de omgeving waarin ze leven. Overheden moeten milieuomstandigheden die het recht op leven bedreigen (bv. Een slechte luchtkwaliteit en broeikasgassen ) aanpakken. Klimaatverandering en aantasting van biodiversiteit creëren ook nieuwe hindernissen voor het recht op gezondheid, toegankelijk onderwijs, een toereikende levensstandaard etc. Daarom moeten bij alle handelingen die kinderen impacteren, ook het belang van kinderen worden afgewogen. Daartoe moet je ook de omstandigheden beoordelen die het kind uniek kwetsbaar maken. Kinderen moeten daarenboven ook het recht hebben gehoord te worden, te protesteren en toegang te hebben tot rechtsmiddelen om zaken af te dwingen.

Gezien de bijzondere status van het kind heeft de staat een verhoogde zorgplicht, inclusief de erkenning dat schendingen van hun rechten door milieuschade ernstige en langdurige effecten kunnen hebben voor hun ontwikkeling. Kinderen verschillen niet alleen anatomisch van volwassenen maar ook cognitief, immunologisch en psychologisch. Dat maakt ze ook kwetsbaarder voor natuurrampen. Wie getroffen wordt door bosbranden, droogte en overstromingen kan op korte termijn te maken krijgen met slaapstoornissen, afgenomen levenslust, middelenmisbruik, depressie, angststoornissen of het posttraumatisch stresssyndroom. Ook secundaire trauma’s - bij mensen die geen rechtstreeks trauma zelf meemaakten maar wel via hun geliefden - komen voor. Daarnaast is er het recente fenomeen van klimaatangst. Klimaatverandering is een reële bedreiging en kinderen zijn extra kwetsbaar voor de chronische stress dat deze bedreiging met zich meebrengt. Typische mentale reacties zijn piekeren, niet meer kunnen ontspannen, rusteloosheid, concentratieproblemen en obsessieve gedachten. Ook fysieke klachten zoals eetproblemen, spanning,  rusteloosheid, lusteloosheid, vermoeidheid, slapeloosheid en nachtmerries komen voor. Een onderzoek in zes hoge inkomenslanden stelde vast dat bijna de helft van alle jongeren zich zorgen maakt over het milieu en kampt met dergelijke symptomen. Ongeveer 6 op de 10 jongeren vinden dat hun regering hen in de steek laat rond het milieu. Door de klimaatcrisis twijfelen twee op de vijf jongeren eraan om zelf kinderen te krijgen.

Op basis van deze internationale tendensen formuleert het Kinderrechtencommissariaat een reeks aanbevelingen voor onze overheden. Een uitgangspunt hierbij is de ‘kindtoets’, met als achterliggende gedachte dat wanneer een beleid goed is voor de meest kwetsbaren, het goed is voor iedereen.

Een eerste aanbeveling is om kinderen te laten participeren bij beslissingen. Dat gebeurt nu veel te weinig. Er zijn steeds veel excuses om dit niet te doen: ‘het is te technisch’, ‘we weten al wat ze willen’ tot ‘het draagt niets bij’. Toch zijn kinderen net méér relevante stakeholders dan oudere generaties in de klimaatproblematiek en het is net door hun unieke talent als kind dat ze veel kunnen bijdragen. Zo zijn kinderen veel sterker in het wijzen op ethische contradicties die volwassenen met de mantel der liefde bedekken. Manieren om dit te organiseren kunnen hoorzittingen zijn waarvoor jongeren en kinderen worden uitgenodigd, adviezen van een jeugdraad, milieudebatten met kinderen erbij, een klimaatconferentie... Zeker omdat kinderen nog geen stemrecht hebben, dient hun toegang tot de besluitvorming extra te worden bewaakt. Intussen leren ze ook de vaardigheden die ze zullen nodig hebben als burgers in een democratie.

Een zeer interessant punt dat gemaakt wordt in de diverse aanbevelingen van het Kinderrechtencommissariaat is het recht om op straat te komen. Tijdens de klimaatstakingen probeerden diverse reactionaire krachten de stakende scholieren in diskrediet te brengen door te zeggen dat ze op school thuishoorden. Het Kinderrechtencommissariaat kiest duidelijk een andere positie: “Het is dus niet alleen de plicht van de staat om protest toe te staan: de staat heeft een positieve verplichting om het te vergemakkelijken, om kinderen te beschermen in hun gebruik van het recht om te protesteren, en om te zorgen dat daar een goed begrip over is bij alle burgers.” Als voorbeeld wordt hier Andalusië aangehaald waar jongeren een dag per maand gewettigd kunnen afwezig zijn om politieke actie te voeren - zoals mee lopen in een klimaatmars. Overheden moeten leren openstaan voor boodschappen die ze niet graag horen en dat mogelijk maken.

In het verlengde hiervan wil het Kinderrechtencommissariaat ook dat kinderen toegang krijgen tot klachtenprocedures en rechtsmiddelen wanneer hun recht om gehoord te worden, genegeerd wordt.  Daar horen mechanismen bij waarmee kinderen een klacht kunnen indienen, herstel van schade kunnen eisen, middelen kunnen zoeken om handelingen te voorkomen die het milieu schaden en compensaties voor schade kunnen vragen. Ook hier zijn er in het buitenland concrete voorbeelden: de zaken van Luca Salis, Tristan Runge, Leonie Frank en Otis Hoffman over het ontbreken van een Klimaatbeschermingswet in de Duitse deelstaten waar zij wonen. Verder is er de zaak van Plan B Earth en anderen tegen de eerste minister van het Verenigd Koninkrijk en ook het Europees Hof voor de Rechten van de Mens moet zich binnenkort voor het eerst uitspreken over klimaatmaatregelen in verschillende zaken, waaronder die van een groep Portugese kinderen tussen 10 en 23 jaar.

Het is van cruciaal belang dat justitie kindvriendelijk is om het speelveld te ‘nivelleren’. Kinderen moeten centraal staan in de besluitvorming over hun belangen, niet in het minst omdat zij als groep geen politiek gewicht hebben. Vanuit het oogpunt van de rechten van het kind is het nodig de unieke kenmerken van kinderen te erkennen en te erkennen dat zij wellicht meer steun nodig hebben dan volwassen procespartijen. De term ‘kindvriendelijke justitie’ werd ingevoerd door de Raad van Europa in richtlijnen over dit onderwerp. Dat document van 2010 bundelt internationale beginselen en praktische richtsnoeren om de rechtsgang aan te passen aan de behoeften en rechten van kinderen.

Klimaatverandering treft wereldwijd de helft van de kinderen (1 miljard). Meer dan een derde van de kinderen in de wereld wordt al in hoge mate blootgesteld aan hittegolven (820 miljoen), terwijl meer dan één op de zes  kinderen blootgesteld wordt aan cyclonen (400 miljoen). Zorgwekkend is ook dat bijna 90 procent van alle kinderen in de wereld blootgesteld wordt aan luchtverontreiniging. Tussen 1990 en 2015 stootten de 10% rijksten in de wereld 52% van de broeikasgassen uit, terwijl in diezelfde periode de 50% armsten amper 7% uitstootten. De verantwoordelijkheid voor de klimaatcrisis is dus internationaal extreem ongelijk verdeeld. De Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) schat dat er tussen 2030 en 2050 elk jaar 250.000 extra klimaatdoden bijkomen, vooral in landen met lagere inkomens. Dit is een conservatieve en voorzichtige schatting. Klimaatverandering is een schoolvoorbeeld van een wereldwijde bedreiging van de kinderrechten die het nodig maakt dat staten samenwerken. Maar het gebrek aan klimaatambitie versterkte en vergrootte de ongelijkheid. De economische kloof tussen lage- en hoge-inkomenslanden is vandaag 25% groter dan ze zonder de klimaatcrisis zou geweest zijn. Deze globale klimaatonrechtvaardigheid moet door onze overheden erkend worden.

Maar ook in ons land zijn er verschillen tussen wie getroffen wordt. Kinderen in armoede worden als eerste en in grotere mate slachtoffer van de gevolgen van klimaatveranderingen. Ze hebben vaak al een slechtere gezondheid, wonen in buurten met meer luchtvervuiling en in minder goed geïsoleerde en verluchte woningen met minder verkoelend groen in de buurt. Toch zijn mensen in armoede, in verhouding, net minder verantwoordelijk voor de opwarming van de aarde: hoe lager je inkomen, hoe lager je consumptie en hoe kleiner je ecologische voetafdruk. Gezinnen in armoede hebben veel minder hefbomen om duurzame keuzes te maken vanwege te weinig geld of beperkte handelingsruimte: ze wonen in slecht geïsoleerde dus slecht te verwarmen huizen of zijn aangewezen op rijden met een oude auto. Dit is een tweede vorm van ongelijkheid

Dat maakt het moeilijk of zelfs onmogelijk voor hen om individuele verantwoordelijkheid te nemen voor het milieu of het klimaat. Toch benadrukt het gangbare discours en beleid sterk de individuele gedragsverandering. Ten derde stellen we vast dat het beleid sociale en milieu-ongelijkheden vaak bestendigt en zelfs nog versterkt. Veel beleidsmaatregelen die ecologisch gedrag en duurzaam leven moeten aanmoedigen, zijn zo uitgewerkt – door subsidies en fiscale voordelen – dat ze meer ten goede komen aan de reeds meer gegoede burgers. Ook in België en in Vlaanderen is dus een meer rechtvaardige herverdeling van middelen en financiering van de klimaattransitie nodig, zo stelt ook het Kinderrechtencommissariaat.

Ondanks de duidelijke boodschap, de onderbouwde argumenten en het grote belang van wat wordt verkondigd, lijkt het Kinderrechtencommissariaat gewoon te worden toegevoegd aan het legioen roependen in de woestijn: er was in ons land nauwelijks media-aandacht noch een politiek debat van enig allooi om dit belangwekkend document van de nodige reacties te voorzien. Blijkbaar stelt de politiek zich bij ‘de toekomst veilig stellen’ vooral hoge pensioenen voor zichzelf voor.

Sammy Roelant

Beeld: Ben Wicks