Energy Charter Treaty: een pact met de duivel?

Tegen 2050 zou Europa haar uitstoot van broeikasgassen tot bijna nul moeten hebben herleid. Dat vereist op zich al harde politieke keuzes, grote investeringen en moedige daadkracht. Maar daar bovenop komt dat het weinig bekende Energy Charter Treaty (ECT) een grote bedreiging zou kunnen betekenen voor de EU (en verschillende natiestaten daarbuiten)  in het bereiken van hun klimaatdoelstellingen.

In het Energy Charter Treaty garanderen de contractanten (inclusief alle EU landen minus Italië) verregaande rechten aan buitenlandse investeerders. Als volgens energie investeerders een regering geen ‘eerlijk en billijk’ beleid voert kunnen ze staten vervolgen voor internationale arbitrage rechtbanken voor miljarden euro’s. Het verdrag werd getekend in de jaren ‘90 van de vorige eeuw om bescherming te bieden aan Westerse investeerders die wilden investeren in de voormalige Sovjet-Unie, omdat de politieke situatie daar als te instabiel werd beschouwd voor potentiële investeerders. Daarmee werd teruggegrepen naar een oude tactiek uit de periode van de dekolonisatie namelijk de BIT’s, de Bilateral Investment Treaties, daarmee wilden de dekoloniserende landen hun investeringen en bedrijven beschermen tegen de nieuwe onafhankelijke staten. 

Maar vandaag wordt het ECT vooral (in 74% van de gevallen) gebruikt door Europese en andere westerse bedrijven om Europese staten te vervolgen. Daarmee dreigen ze landen te intimideren en ambitieus klimaatbeleid in de weg te staan. Een voorbeeld hiervan vinden we in Frankrijk. Toen milieuactivist Nicolas Hulot in 2017  milieuminister werd, met redelijk veel steun van de publieke opinie, leek het dat hij een mandaat had om een stevig klimaatbeleid te voeren. Er kwam een voorstel om de Hulot-wet in te voeren: tegen 2040 zou het volledig verboden zijn om op Franse bodem, inclusief overzeese gebieden, nog fossiele brandstoffen op te pompen. Terwijl de Raad van State zich boog over de legaliteit van het nieuwe wetsvoorstel deden een aantal private advocatenfirma’s die geld verdienen met zogenaamde ISDS (investor state dispute settlements) hetzelfde. Een van die firma’s, Piwnica en Molinie, vertegenwoordigde het olie- en gasbedrijf Vermillion uit Canada. Het bedrijf is de belangrijkste producent van fossiele brandstoffen in Frankrijk en staat in voor zo’n 75 % van de productie aldaar op zo’n 26 extractie-sites. Het bedrijf dreigde de Franse regering aan te klagen binnen het kader van ECT en extreme compensaties te eisen van de Franse staat.

Na een 18 maanden durend onderzoek schreef Pullitzerprijs winnaar Chris Hamby het volgende: “ISDS (en dus ECT) is zo verwrongen en onvoorspelbaar, en de sommen die de arbiters kunnen opleggen zijn zo catastrofaal groot, dat buigen voor de eisen van een bedrijf, hoe extreem die eisen ook zijn, een verstandige keuze kan blijken.” En de Franse regering lijkt inderdaad te zijn gebogen voor de eisen van Vermillion. In september 2017 kwam er een nieuwe versie van de wet Hulot. Die versie liet een vernieuwing toe van exploitatievergunningen tot 2040, en in de ultieme versie werden zelfs mogelijkheden gecreëerd om zelfs na 2040 nog exploitatie van fossiele brandstoffen toe te laten. Zo verwerd de wet tot het tegendeel van zijn oorspronkelijke doel en Hulot tekende meer fossiele brandstofvergunningen dan zijn voorganger. Na een jaar stapte Hulot op als minister. In zijn verklaring bij zijn ontslag stelde hij dat bedrijfslobbyisme te veel impact had op het milieubeleid.

Deze casus toont een voorbeeld van wat ‘Regulatory chill’ genoemd wordt. Het uitstellen, vervormen of tegenhouden van wetgeving. Dreigementen met arbitrages worden zo machtige politieke tools. Zeker omdat de klachten niet van de lucht dat zijn dat de leden van de arbitrage tribunalen helemaal niet onafhankelijk zijn. Dit komt omdat ze voortdurend van pet wisselen tussen enerzijds legaal adviseur zijn van bedrijven uit de petroleumsector en ze op andere momenten door de draaideur lopen als ‘onafhankelijk arbiter’. Dat, samen met de vage formuleringen in het ECT, maakt van het akkoord een historisch foute Russische roulette van juridische willekeur. Overigens is er sprake dat verschillende leden van het secretariaat van het ECT banden zouden hebben met de petroleumindustrie.

De casus van Frankrijk is overigens maar een van vele voorbeelden. Zo vervolgde het Duitse steenkoolbedrijf RWE de Nederlandse overheid voor hun plan om op steenkool draaiende energiecentrales uit te faseren. Slovenië werd aangeklaagd toen ze een milieu-impactstudie vereisten van een maatschappij die een fracking project plande en Hongarije toen ze de energieprijzen wilden laten zakken om armoede te bestrijden.

Een en ander leidde er toe in december 2019, dat de ECT leden beslisten om “een tijdelijke stop uit te vaardigen voor het inviteren van nieuwe leden.” voorafgaand aan de discussie over een ‘modernisering’ van het akkoord. Nochtans bleek in 2021 dat er nog steeds budget ging naar expansief en outreachend beleid. Zo zitten er drie Afrikaanse landen in het ratificatieproces. De vrees bestaat ze zullen vervolgd worden vanaf dat ze deel uit maken van het verdrag.

De discussie over de zogenaamde “modernisering” van het verdrag is intussen volop aan de gang (en dat al sinds 2009). De Europese Commissie heeft een consensuspositie gevonden die stelt dat ze de  richting uit willen van een ‘modernisering’ van het akkoord. Dat zou onder meer moeten gaan over nieuwe dispuut oplossende mechanismen tussen investeerders een overheden en zou overheden moeten toelaten om  bestaande investeringen te treffen als ze daarmee milieubescherming of klimaatmaatregelen voor ogen hebben. Toch zijn er onder de lidstaten nog verschillende standpunten. Zo pleiten bijvoorbeeld Spanje en Frankrijk voor een uitstap uit het ECT. De vraag is of zo’n modernisering van het ECT zelfs maar denkbaar is. Om tot een nieuw ECT te komen moet er immers unanimiteit zijn bij de 53 deelnemende landen en bijvoorbeeld Japan heeft al gedreigd veranderingen te vetoën.

Toch is ook uit het verdrag stappen niet zo’n simpele aangelegenheid. Nadat Italië de ECT verliet in 2016 werd het in 2017 alsnog vervolgd door oliemaatschappij Rockhopper dat zich verzet tegen een ban op olie- en gaswinning in de nabijheid van de Italiaanse kust. Ze claimen 240 miljoen euro in investeringen en toekomstige winsten (!) die ze zouden derven door die beslissing. Een uitspraak is nog hangende.

De totale waarde van de fossiele infrastructuur die wordt beschermd door ECT zou 344,6 miljard euro bedragen. Dat is tweemaal het jaarbudget van de EU of zo’n 660 euro per inwoner. Twee derde hiervan zijn gas- en olievelden en pijplijnen. Maar aangezien investeerders niet alleen kunnen vervolgen voor gederfde investeringen maar ook voor niet-gerealiseerde winstverwachtingen is het bedrag van mogelijke compensaties dus een veelvoud hiervan. 

Dit alles leidt tot heel wat protest in de civiele samenleving zo verzamelden zich meer dan 400 partners (vakbonden, milieuorganisaties, jongerenorganisaties, consumenten en activisten) om te eisen dat de EU uit het ECT stapt en dat ene agressieve push richting derde wereldlanden om er in te stappen wordt stopgezet. Vooralsnog lijken de eisen in dovemansoren te vallen. 

Interesse om onze werking beter te leren kennen? Deze zomer (22 tot 26 augustus) springen we op de vélo voor het klimaat en gaan we langs bij heel wat toffe mensen en plaatsen. Meer info hier.

Dit is een artikel uit het drieluik: Kunnen we het klimaat nog redden?

Lees ook: Oosterweel: hopeloos project voor het klimaat

Lees ook: Het Hooggerechtshof speelt het grof

Sammy Roelant