De CO(U)P van de mondiale biodiversiteitscrisis

Het gaat niet goed met de biodiversiteit van onze wereld. Inger Andersen, die als ondervoorzitter van de Verenigde Naties (VN) de conferentie trekt, verwoordde het als volgt: “De natuur en biodiversiteit zijn een dood door duizend snedes aan het sterven. En de mens is de prijs aan het betalen voor het verraden van zijn dierbaarste vriend, de natuur. We plegen zelfmoord bij volmacht.” Die woorden lijken nauwelijks overdreven: 1 miljoen plant- en diersoorten worden op dit moment bedreigd met uitsterven. En omdat alles tegenwoordig economie is, vermeld de VN ook dat meer dan de helft van het globaal BBP afhangt van de natuur. Zonder financieel eigenbelang vreest de VN blijkbaar mensen niet van het belang van een stervende thuisplaneet te kunnen overtuigen.

Volgens het ‘Global Assessment Report’ van IPBES (Intergovernmental Science-Policy Platform on Biodiversity and Ecosystem Services) dat het wetenschappelijke kader vormt voor de conferentie zijn er vijf grote aandrijvers van biodiversiteitsverlies. De voornaamste oorzaak is het gebruik van land en zee. Zo ging er sinds 1990 zo’n 420 miljoen hectare bos verloren. Voornamelijk door landbouw – meteen ook de belangrijkste oorzaak van ontbossing. Daarnaast zijn het oogsten van mineralen op oceaanbodems en het bouwen van steden ook belangrijke redenen van dit veranderende gebruik.

Niet verwonderlijk is dat ook klimaatverandering een oorzaak blijkt van biodiversiteitsverlies. Op dit moment zijn de meest kwetsbare ecosystemen zoals koraalriffen, bergtoppen en de polen reeds slachtoffer. Naar schatting een zesde van alle soorten wordt bedreigd door klimaatopwarming. Ook vervuiling zorgt voor veel schade. Vooral zoetwater- en zeehabitats lijden daaronder. Ook planten en insectenpopulaties verminderen gevoelig door het voortdurende gebruik van (zeer gevaarlijke) niet-selectieve insect- en pesticiden. De plasticvervuiling is vertienvoudigd sinds 1980 en ook stikstof is een van de grootste bedreigingen voor de integriteit van de globale biodiversiteit. Nog een andere dreiging is de onduurzame exploitatie van natuurlijke grondstoffen.

Hierbij kunnen inheemse volkeren een belangrijke rol spelen door een evenwichtige bestaanseconomie te ontwikkelen. De vijfde belangrijke oorzaak zijn andere invasieve soorten: dit zijn dieren, planten, fungi of micro-organismen die zich buiten hun natuurlijke habitat ontplooien. Sinds de 17de eeuw zou 40 % van de uitgestorven fauna veroorzaakt zijn door de (op)komst van invasieve soorten. Er is dus dringend internationale samenwerking nodig terwijl controle en detectie aan de grenzen goedkoper en effectiever is dan de bestrijding achteraf.

Uit deze vaststellingen werden 4 grote actielijnen gedistilleerd die in de COP 15 tot resultaten zouden moeten leiden:

  • Een rechtvaardig en alomvattend kader met daartegenover de nodige middelen om dit kader toe te passen.
  • Duidelijke doelstellingen om over-exploitatie, vervuiling, grondfragmentatie en onduurzame landbouwpraktijken tegen te gaan.
  • Een plan om de rechten van inheemse bevolkingen te beschermen en hun rol als hoeder van de natuur te erkennen
  • Financiering voor biodiversiteit en het stroomlijnen van financiële stromen met de natuur zodat financiering meer richting duurzame praktijken gaat, weg van het vernietigen van de omgeving.

Het ontwerpkader telde meer dan 20 doelstellingen zoals het verminderen van pesticidegebruik, het aanpakken van invasieve soorten of het verminderen van subsidies voor schadelijke praktijken. Bovendien is het de bedoeling om naast regeringen ook ngo’s, de civiele samenleving en het bedrijfsleven mee te nemen.

Het is maar de vraag of dit alles zal bereikt worden. Zo blijkt van de vorige reeks afspraken uit 2010  in Nagayo geen enkele van de doelstellingen gehaald. Bovendien lijkt een van de grote problemen te zijn om geld te vinden om deze plannen te financieren. Zo zijn de onderhandelingen stilgevallen over de financiering van de akkoorden. Een aantal ontwikkelende landen verwachten dat eerst duidelijk wordt hoe alles gefinancierd zal worden alvorens inhoudelijke akkoorden te aanvaarden.  Woensdag verlieten een aantal delegaties van verschillende landen de conferentie omdat er geen oplossing kwam voor het financieringstekort van miljarden euros. Lange onderhandelingen in de technische commissies mondden ook steevast uit in nachtelijke impasses. De kloof is dan ook diep. Volgens de UN Environment Programme zouden de financiële inspanningen moeten verdubbelen in vergelijking met vandaag naar 384 miljard dollar per jaar.

De Europese Unie – welke beweert de grootste donor te zijn aan de internationale financiering van biodiversiteit – verbond zich er vorig jaar toe in de periode 2021-27 haar bijdrage te verdubbelen tot 7 miljard euro. Maar volgens de Europese Commissie’s directeur-generaal voor milieu Florika Finker Gooijer op een persconferentie tijdens COP15, zal overzeese ontwikkelingshulp nooit voldoende zijn om het financieringsgat te dichten: “Alle soorten financiering zullen nodig zijn, niet enkele publieke financiering (…) de private sector heeft veel potentieel om bij te dragen. De natuur draagt bij aan de helft van het mondiale BBP.” Toch is het zo volgens UNEP (United Nations Environment Plan) dat slechts 17% van de investeringen in natuur door privaat kapitaal gebeuren. Unep riep dan ook op om die bijdrage met een veelvoud te vergroten.

Voor het eerst is er een uitgebreidere aanwezigheid van bedrijven op de COP15. Zo’n 1000 van de 21.000 geaccrediteerden zijn vertegenwoordigers van het bedrijfsleven, een stuk meer dan bij vorige edities. Ze komen uit sectoren als financiën, toerisme of cementproductie. Een van de vele initiatieven in deze context komt van de Global Commons Alliance: een accountability accelerator die gaten en trucs in de toezeggingen van bedrijven probeert te sluiten. Ze willen de bedrijven zo een stap voor blijven in hun introductie van het concept ‘natuurpositief’ als equivalent van ‘klimaatneutraal’. Zo willen ze verzekeren dat de claims van bedrijven wetenschappelijk gebaseerd zijn, geruggesteund worden door voldoende fondsen en dat betrokken drukkingsgroepen voldoende geïnformeerd worden.

Een andere variant is die van de World Benchmarking Alliance die de 400 invloedrijkste bedrijven wil monitoren in hun vooruitgang in natuurbescherming en -herstel. In hun onderzoek stelde deze organisatie vast dat slechts zo’n 5% van de bedrijven een wetenschappelijk gebaseerde beoordeling  maakten van hoe hun activiteiten en zakenmodellen de natuur en biodiversiteit beïnvloedden. Bedrijven bleken ook nauwelijks op de hoogte of hun activiteiten zich afspeelden in of nabij hoge prioriteitsgebieden voor biodiversiteit. Bovendien waren er nauwelijks bedrijven die verantwoordelijkheid namen rond de rechten van inheemse mensen. Het bedrijf dat het hoogst scoorde in de monitoring, scoorde amper 55 op 100 op de punten bestuur, biodiversiteit en sociale impact. De hoogst scorende spelen betroffen bovendien bedrijven die onder toegenomen waakzaamheid geplaatst werden wegens voorgaande schandalen.

Intussen proberen de bedrijven zelf ook hun agenda door te drukken, zoals een verplichte rapportage. Dit wordt besproken in de Target 15 van COP. In de aanloop naar de COP15 schreven 330 bedrijven een brief naar regeringen om hen te vragen deze verplichte natuurdoelstellingen op te nemen tegen 2030. Hoewel diverse natuurorganisaties, zoals WWF dit ondersteunen en met bedrijven werken voor het herstel van habitats, is er ook grote tegenkanting van andere natuurorganisaties zoals Friends of The Earth International (FoEI) en afgevaardigden van inheemse organisaties.

In een kritisch rapport beschuldigt FoEI het bedrijfsleven ervan de agenda te willen kapen. Het aanpakken van de echte oorzaken zou de economische belangen van de meeste bedrijven schaden. Het rapport stelt dat: “Ze zorgen ervoor dat ze aanwezig zijn om hun medewerking te tonen, maar op hun eigen voorwaarden. Zo verhinderen ze het uitvaadigen van maatregelen die hen niet zouden uitkomen of die hun belangen zouden beschadigen.” Het gaat om principes als zelfregulering, offsetting, zelfcertificering en andere vormen van greenwashing die de bedrijven willen invoeren. Het bovendien enkel hebben over een gevraagde rapportage is te beperkt. Het is een vorm van vertraging zoals we dat eveneens bij de aanpak van het klimaatprobleem zien.

Het wantrouwen tegenover bedrijfsgerichte oplossingen doortrekt het hele onderhandelingsproces. Zo wordt ook het voorgestelde concept van ‘nature based solutions’ – dat veel tractie kreeg tijdens de onderhandelingen – in vraag gesteld omdat het een vrijgeleide zou zijn voor offsetting (het compenseren van schade elders). Ook de term ‘natuurpositief’ wordt door verschillende partijen betwist als onwetenschappelijk en een mogelijke tool voor misbruik.

Op 19 december 2022 werd er uiteindelijk een wereldwijd akkoord bereikt in Montréal om de biodoversiteitscrisis aan te pakken. Het akkoord verbindt de wereld ertoe het verlies aan biodiversiteit tegen 2030 te stoppen en zelfs terug te draaien. Het akkoord wordt geprezen als het equivalent van de Parijse 1,5°-doelstelling voor het klimaat – maar is dit engagement op papier voldoende? De financiering blijft voorlopig een heikel en ondermaats punt. Zo werd er afgesproken om 20 miljard dollar per jaar tot 2025 en 30 miljaar dollar per jaar tot 2030 te investeren in het behoud van biovoversiteit en met name ontwikkelingslanden hierbij te ondersteunen. Het benodigde budget is echter 700 miljard euro – of, hoe, op welke manier en in welk tijdschema dit geld vrijgemaakt zal worden, is nog onbekend.

Bovendien moet dit kader omgezet worden in nationale wetgeving, een beleid en effectieve acties. Hiertegenover staan, wederom, voldoende financiële en menselijke middelen – naast de broodnodige inzet en urgentie van verschillende, eveneens schadeberokkende, sectoren. Dit akkoord is mogelijks een startpunt maar of het ons en de wereld ergens brengt, blijft een vraag.  Intussen sterft onze planeet in een langzame dood. Dag na dag door duizend sneetjes. Ook in ons land blijven we slecht boeren op alle aspecten die biodiversiteitsverlies veroorzaken en toch is de aandacht voor deze crisis én COP15 nog kleiner dan voor het klimaat, wat weinig hoopt geeft naar de (nodige) politieke inzet rond dit thema. Of is het net beter zo om op deze manier populisten ver(der)af te houden? In ieder geval lijkt er bij het brede publiek nauwelijks iets te roeren terwijl een stervende biodiversiteit ook voor de mensheid fataal is.

Sammy Roelandt

 

Foto door Jo-Anne McArthu